BV voor beleggen

De afgelopen jaren zijn op grote schaal liquiditeiten in bv’s ondergebracht. Door de voorgestelde forfaitaire spaarvariant kunnen die weer terug naar box 3. De komende jaren kan het fiscaal voordelig zijn ‘overige bezittingen’ in een bv onder te brengen. Bedenk dat de eerstvolgende peildatum voor box 3 2023 1 januari 2023 is. Die datum komt met rasse schreden dichterbij.

Het kabinet wilde in 2025 een heffing over reële vermogensinkomsten inclusief vermogensaanwas invoeren. Inmiddels heeft staatssecretaris van Rij aangegeven dat het (redactie: op zijn vroegst) 2026 wordt. Tot die tijd wordt voor box 3 als overbruggingswetgeving de forfaitaire spaarvariant gehanteerd. In 2023, 2024 en 2025 zou een bv kunnen worden gebruikt voor het onderbrengen van ‘overige bezittingen’, zoals vroeger de spaar-bv voor spaargeld.

Ter bepaling of een bezitting vanuit fiscaal oogpunt het beste in privé (box 3) kan worden gehouden dan wel in een bv, is een belastingdrukvergelijking nodig. De gecombineerde VPB/IB1-druk van de bv is 40% bij het lage VPB-tarief en 46% bij het hoge VPB-tarief. Dat wijzigt in 2024 bij invoering van het getrapte box 2-tarief van 24,5% en 31%. Vanwege de mogelijkheid om inkomstenbelastingheffing uit te stellen is de feitelijke fiscale druk van de bv lager.

Het forfaitair bepaalde box 3-rendementspercentage voor overige bezittingen bedraagt in 2023 6,17%. Gelet op het inkomstenbelastingtarief van 32% bedraagt de druk 1,974% over het vermogen. Bij een vermogen van €1.000.000 betaal je, afgezien van het heffingsvrije vermogen, dus €19.740. Dit staat geheel los van het in het belastingjaar behaalde rendement.

Overdracht aan een bv kan plaatsvinden in de vorm van storting op aandelen of tegen een vordering (de ter beschikking stelling-variant).

Bij een hoog rendement is box 3 voordelig en bij een laag rendement de bv. Het omslagpunt ligt in 2023 op 5,08% (bij het lage VPB-tarief). Dat laten we met onderstaande berekening zien.

Aandelen leveren op lange termijn gemiddeld een rendement op van zo’n 6% per jaar. Als je erop vertrouwt dat je dit gaat halen, ben je goed af in box 3 met het iets lagere tarief dan de bv. Deze 6% is exclusief kosten, zodat je in werkelijkheid lager uit zult komen. Een belegger heeft te maken met goede en slechte jaren. De kans dat je in een jaar met aandelen verlies lijdt, kan worden geschat op minimaal 30%. De MSCI World Index kende van 2008 t/m 2021 vier verliesjaren. De meeste portefeuilles zijn volatieler dan deze super brede index, waardoor zij grotere uitschieters naar boven en naar beneden kennen. Als we ook rekening houden met kosten, moet de verlieskans nog hoger worden ingeschat. In een verliesjaar betaal je bij een privébelegging toch die 1,974%.

Stel dat je in een goed jaar 20% rendement scoort. De MSCI World Index kende in de periode 2008 t/m 2021 vijf jaren met een hoger rendement dan 20%. Hoe erg is het om relatief veel belasting te betalen bij een hoog rendement? Het lijkt ons erger om box 3-heffing te moeten betalen bij verlies of een lager rendement. Aangenomen wordt dat het verdriet van een slecht netto resultaat tweemaal zo zwaar weegt als het plezier van een goed netto resultaat. We zouden dat fenomeen fiscale verliesaversie kunnen noemen. Stel dat je in een jaar inderdaad 20% rendement behaalt. Uitgaande van een gecombineerde VPB/IB-druk in de bv van 40% geeft dat dan een fiscale druk van 40% x 20% = 8%, terwijl de belasting in box 3 1,974% zou zijn. Reëler is het de vergelijking te baseren op het langjarig te verwachten gemiddelde rendement na kosten. Als we dit op 5% op jaarbasis stellen, is de vergelijking als volgt. BV: 40% x 5% = 2%. Box 3: 1,974%.

Zo bekeken is de fiscale premie bij de bv te verwaarlozen. Het verschil wordt groter als we rekening houden de uitstelmogelijkheid van de box 2-heffing. Als we deze casus doorrekenen met ‘03-18 rekenmodel overige bezittingen naar bv’ op basis van 20 jaar uitstel van de box 2-heffing, zien we dat de bv afgezien van kosten zelfs een betere uitkomst geeft dan box 3. Bedenk hierbij dat de onderhavige berekening slechts voor de overbruggingsperiode van 3 jaar is. In 2026 wordt box 3 immers naar verwachting vervangen door een heffing over het reële rendement, zoals in de bv.

Door beleggingsvermogen in een bv onder te brengen, weet je waar je fiscaal aan toe bent. Je betaalt VPB over het rendement en bij uitkering als dividend betaal je de box 2-heffing. In box 3 kan de fiscale druk uitkomen op 200%, maar ook op 2%. Bij een rendement van 0,2% is de fiscale druk op het rendement 1,974%/0,2% x 100% = 987%. Bij een rendement van 20% is de fiscale druk 9,87%. De onzekerheid hieromtrent is ergerlijk en zal voor veel cliënten aanleiding zijn om hun heil bij de bv te zoeken. Onderstaand een tabel met de druk van box 3 gerelateerd aan het rendement bij verschillende rendementspercentages.

Ook bij vastgoed kan aan overdracht aan een bv worden gedacht. Je hebt daarbij echter te maken met de overdrachtsbelasting van 8%. In 2023 gaat dat tarief zelfs naar 10,4%. Deze heffing verdien je niet snel terug door de wellicht lagere heffing bij de bv tot 2026.

De verwachting lijkt gerechtvaardigd dat de beleggings-bv hoger op het lijstje van populaire tax planning terecht komt. Bij het advies bezittingen over te hevelen naar een bv is enige haast geboden. De peildatum voor 2023 is 1 januari 2023. Als in 2026 in de IB de heffing over het reële rendement op het vermogen wordt ingevoerd, zal de bv waarschijnlijk geen voordeel meer bieden, maar waarschijnlijk ook niet ongunstig zijn.

Bron: MFAS magazine, oktober 2022
1 VPB = vennootschapsbelasting; IB = inkomstenbelasting