Een aantal jaar geleden was duurzaam beleggen nog een niche. Er was slechts een handje vol partijen dat dit aanbood. Voorop liepen Triodos Bank en ASN Bank. Inmiddels is duurzaam of maatschappelijk verantwoord beleggen mainstream geworden. Het aantal pensioenfondsen dat duurzaam belegt neemt toe, net als de manieren waarop fondsen en vermogensbeheerders invulling geven aan hun duurzame beleggingsbeleid. Daarbij wordt duurzaam beleggen dieper verankerd in organisaties. Zo zijn pensioenfondsen sinds enkele jaren wettelijk verplicht om in hun jaarverslagen transparant te zijn over de mate waarin duurzaam wordt belegd. Ook vermogensbeheerders hebben steeds meer belangstelling gekregen voor sociale en ethische waarden en voor het milieu. De mate waarin men duurzaam belegt kan echter nogal verschillen. Door de toegenomen populariteit is inmiddels een nieuw fenomeen ontstaan: ‘greenwashing’. Oftewel met een groen sausje proberen om ook iets van de duurzaamheidshype mee te pikken. Voldoende aanleiding om duurzaam beleggen weer eens nader onder de loep te nemen.
Voordat in 2006 door de Verenigde Naties een wereldwijde standaard voor maatschappelijk verantwoord beleggen werd opgesteld, bekend onder de naam United Nations Principles for Responsible Investments (UNPRI), bestond duurzaam beleggen natuurlijk ook al. De ontwikkeling ervan kwam vanaf twee zijden tot stand. Enerzijds waren er de partijen die van onderaf, projectmatig, zoals bij ontwikkelingssamenwerking, financiering beschikbaar stelden (het latere impact beleggen). Anderzijds ontstond bij pensioenfondsen en beheerders van grotere vermogens de behoefte om bestaande effectenportefeuilles tegen het licht te houden op ongewenste activiteiten. Dit begon met zaken als clusterbommen en de tabaks- en seksindustrie. Later is dit uitgebreid met andere methoden om ongewenste activiteiten uit te sluiten of te verminderen.
De bekendste methode is die waarbij ESG-criteria (Environmental, Social en Governance) worden gehanteerd bij het selecteren van beleggingen. Deze criteria die zien op milieu-, sociale- en bestuurlijke aspecten bij het selecteren van beleggingen komen voort uit de UNPRI en vormen een leidraad voor veel duurzame vermogensbeheerders. De beginselen uit de UNPRI zijn gebaseerd op internationaal aanvaarde verdragen en worden inmiddels (2017) onderschreven door ruim 2.000 vermogensbeheerders die USD 2.250 triljoen aan activa vertegenwoordigen.
Andere methoden die gebruikt worden zijn ‘best-in-class’ benaderingen waarbij in een bepaalde sector de best scorende bedrijven op duurzaamheid worden geselecteerd. En ‘engagement’, actiever aandeelhouderschap, waarbij bedrijven aangesproken worden op hun prestaties op het gebied van maatschappij en milieu door gebruik te maken van invloed en aandeelhoudersrechten.
In 2015 is door de VN een volgende stap gezet. Na vaststelling van het bredere kader in 2006 met de UNPRI, zijn nu specifieke doelen geformuleerd in de vorm van een mondiale ontwikkelingsagenda. Deze bevat zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s) om de wereld in 2030 tot ‘een betere plek te maken’. Om dit te bereiken zijn significante investeringen nodig en deze zullen niet alleen vanuit de overheden moeten komen. Ook (institutionele) beleggers hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om daadwerkelijke impact te bewerkstelligen. Beleggingen die gericht zijn op een of meer van deze doelen zijn herkenbaar aan onderstaande iconen. De iconen geven aan welk(e) ontwikkelingsdoel(en) nagestreefd worden. Deze SDG’s staan vooral ten dienste aan impact beleggen.
Steeds meer mensen willen met hun beleggingen niet alleen een financieel gezond en maatschappelijk verantwoord rendement behalen, maar ook dat er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de mensheid en onze planeet. Deze beleggers gaan een stap verder dan alleen maar het uitsluiten van een aantal bedrijven of het selecteren van bedrijven die het minst slecht presteren (best-in-class aanpak). Zij willen met hun beleggingen een meetbare bijdrage leveren aan een betere wereld. Deze snelgroeiende duurzame beleggingsstrategie wordt impact beleggen genoemd. Door aanbieders van beleggingsoplossingen wordt inmiddels dankbaar gebruik gemaakt van bovenstaande iconen om aan te geven welke doelen met de betreffende belegging worden nagestreefd. Voorbeelden van Impact beleggingen zijn: green bonds, social impact bonds, new energy funds, aqua funds, food & agri funds en microfinanciering.
Microfinanciering draagt bij aan de bestrijding van armoede door het stimuleren van ondernemerschap. Het bevordert de gelijkheid tussen man en vrouw omdat veel ondernemers in ontwikkelingslanden vrouw zijn. Bovendien bevordert het de ontwikkeling van een duurzame financiële sector in opkomende economieën. Inmiddels zijn er fondsen beschikbaar met een rendement van ruim 3% per jaar en een zeer lage volatiliteit (geringe koersschommelingen). Deze lage volatiliteit komt enerzijds door de spreiding over meerdere werelddelen, landen, instellingen, beleggingscategorieën en valuta en anderzijds doordat het fonds niet in beursgenoteerde beleggingen investeert.
Dit laatste kan voor sommige beleggers bezwaarlijk zijn, omdat het soms even kan duren voor een participatie te gelde gemaakt kan worden. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer plotseling veel mensen tegelijkertijd hun participatie willen verkopen. Gezien de korte looptijd van de meeste microkredieten en de constante stroom aan aflossingen zal dit echter nooit langdurig het geval zijn. Dit liquiditeitsrisico zien we vaker bij impact beleggen en is er een wezenlijk onderdeel van. Echte impact kan ook niet gemaakt worden met vluchtig geld. Je moet hier echter wel rekening mee houden bij de invulling van je persoonlijke beleggingsplan.
Het veronderstelde hoge kredietrisico blijkt in de praktijk ook enorm mee te vallen. Het percentage van leningen dat niet wordt terugbetaald bedraagt minder dan 1%! Deze schijnbare tegenstrijdigheid bij microfinanciering komt door de hoge betalingsmoraal bij de betrokken ondernemers. Voor hen is microfinanciering de enige kans om tegen acceptabele voorwaarden een redelijk bestaan op te bouwen en uit de armoede te komen.
Daarnaast hebben de micro-financierings-instellingen ervoor gezorgd dat er ook eenvoudige bank- en verzekeringsdiensten voor deze ondernemers beschikbaar komen, waardoor zij hun opbrengsten veilig kunnen stellen en tevens wat kunnen sparen. Ook FinTech heeft een steentje bijgedragen. Zij heeft het mogelijk gemaakt dat nu ook boeren in afgelegen gebieden van financiële diensten gebruik kunnen maken waarmee het bereik en dus de impact van microfinanciering aanzienlijk vergroot is. Dit konden deze boeren eerst niet, omdat ze niet in staat waren, door de afstand en het ontbreken van wegen, om periodiek rente en aflossing te betalen. Microfinanciering is gericht op de volgende SDG’s:
Enige tijd geleden heeft Binck Bank een onderzoek gedaan onder actieve Nederlandse beleggers. Hieruit bleek dat bijna de helft van alle beleggers ook duurzame fondsen of aandelen bezit. Ook Morningstar, een instantie die objectieve en onafhankelijke informatie vergaart over beleggingsfondsen, bericht regelmatig over de instroom aan duurzame beleggingen.
De instroom neemt de laatste kwartalen weliswaar af, door de crisis waar wij nu inzitten, maar er is in ieder geval nog netto instroom (2022.Q3: $ 22,5 mrd). De brede fondsenmarkt laat een uitstroom zien (2022.Q3: netto $ 198 mrd).
Het idee dat duurzaam beleggen ten koste gaat van het financiële rendement is geen vanzelfsprekendheid. De eerlijkheid gebied te zeggen dat er wel periodes voor kunnen komen waarin het rendement op duurzaam beleggen lager is dan het rendement op portefeuilles waarbij niet op duurzaamheid wordt geselecteerd. De meest recente periode ligt vlak achter ons, waarin fossiele bedrijven als gevolg van de hoge energieprijzen opeens zeer hoog gewaardeerd werden. Daarnaast zorgde de stijgende rente ervoor dat technologisch georiënteerde bedrijven, waar duurzame fondsen vaak fors in geïnvesteerd hebben, een veer moesten laten.
In de jaren voor de energiecrisis boekten de duurzame fondsen juist bovengemiddelde resultaten. De conclusie moet zijn dat de volatiliteit bij duurzaam beleggen wat hoger zal liggen dan bij marktbrede portefeuilles. De lange termijn zal uitwijzen wie er aan het langste eind trekt. De enorme omslag naar minder energieafhankelijkheid en de constante en toenemende behoefte aan technologische ontwikkeling lijkt echter maar een kant op te wijzen.
Het op een juiste manier toepassen van ESG-criteria kan in ieder geval leiden tot meer transparantie en minder beleggingsrisico. Zo leidt het uitsluiten van controversiële bedrijven tot een substantieel lager risicoprofiel van beleggingsportefeuilles. Dit komt omdat niet-controversiële bedrijven over het algemeen bewuster omgaan met de zeggenschap en de verhoudingen binnen het bedrijf (Governance), minder risico’s nemen met hun bedrijfsprocessen (Environment) en meer oog hebben voor andere stakeholders dan alleen de aandeelhouders (Social).
Verder blijkt dat integratie van ESG-analyse bij beleggers zorgt voor een verbetering van de procesmatige kant van beleggen.
Waar nu te beginnen als u duurzaam wilt beleggen? Het meest raadzaam is om te beginnen zoals in elk Vermogensplan wordt begonnen en dat is met het maken van een goede inventarisatie. Welke (levens)doelen heeft u en wat zijn uw financiële mogelijkheden? Concreet zal worden geïnformeerd naar uw financiële, juridische en fiscale positie, uw financiële doelstellingen, de prioriteiten hierin, uw risicobereidheid en uw kennis en ervaring met beleggen.
Uw financiële doelstellingen kunnen vervolgens worden ‘verrijkt’ met niet-financiële doelen zoals de impact die u met uw beleggingen wilt creëren. Bij het inventariseren hiervan zal gevraagd worden naar uw achterliggende drijfveren, de onderwerpen die u aanspreken op sociaal en maatschappelijk gebied en op welke thema’s u een bijdrage wilt leveren. Ook zal bepaald moeten worden in hoeverre dit invloed mag hebben op het beleggingsrisico en het benodigde financiële rendement.
Zodra deze zaken helder zijn kan een beleggingsplan worden opgesteld. Hierin komt onder andere aan de orde welke beleggingsinstrumenten geschikt en passend zijn in uw situatie. Beperken we ons tot alleen duurzame instrumenten dan kunnen alle eerder besproken varianten van duurzaam beleggen aan de orde komen. Vervolgens zal de vraag rijzen op welke manier hier een goede portefeuille mee samengesteld kan worden.
Alvorens hierop in te gaan nog even kort het spectrum aan duurzame beleggingen en hun beleggings-technische kenmerken.
Bron: gebaseerd op publicaties van het IFC, een onderdeel van de Wereldbank te Washington D.C.
De linkerhelft van het spectrum wordt gevormd door strategieën waarbij weliswaar oog is voor duurzaamheid en waarbij betrokkenheid getoond wordt door risicovol gedrag zoveel mogelijk uit te sluiten, maar die toch vooral uitgaan van traditionele beleggingsprincipes als verwacht financieel rendement en spreiding van risico. De rechterhelft wordt gekenmerkt door strategieën waarbij specifieke duurzame doelstellingen voorop staan en waarbij in eerste instantie geselecteerd wordt op maatschappelijk rendement. Qua selectieproces wordt aan de linkerkant meer een top-down benadering gehanteerd, terwijl de rechterkant meer bottom-up gericht is.
Het is niet per se noodzakelijk om één kant of één vakje te kiezen. Bij het samenstellen van een evenwichtige portefeuille kunnen beide kanten uitstekend gecombineerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door het hanteren van eenCore-Satellite aanpak. De core wordt dan gevormd door een portefeuille waarbij selectie op basis van ESG-criteria plaatsvindt, maar waarbij voldoende spreiding aanwezig blijft om algemene beleggingsrisico’s te minimaliseren. De gekozen impact beleggingen kunnen vervolgens gebruikt worden om accenten te leggen op thema’s die de belegger belangrijk vindt. Met impact beleggingen kan dit zeer geconcentreerd plaatsvinden. Het nadeel van deze concentratie, het tekort aan benodigde spreiding, wordt opgevangen door het de core-deel van de beleggingen.
Al eerder is opgemerkt dat de liquiditeit van impact beleggingen, het gemakkelijk te gelde kunnen maken ervan, vaak minder is omdat het veelal niet-beursgenoteerde beleggingen betreft. Met dit kenmerk zal rekening moeten worden gehouden bij het vaststellen van de verhouding core-beleggingen versus satellites. Hierbij zou aansluiting kunnen worden gezocht bij de doelstellingen die de belegger heeft. Het core-deel kan dan bijvoorbeeld gebruikt worden om in de noodzakelijke inkomensbehoefte te voorzien en de satellites voor de extra’s, waaronder maatschappelijk rendement.
Nu duurzaam beleggen steeds meer een containerbegrip dreigt te worden, ontstaat behoefte aan meer transparantie op het gebied van methoden en daadwerkelijke impact. Het begrip duurzaam beleggen is enigszins aan inflatie onderhevig nu steeds meer vermogensbeheerders en instellingen zich hierop beroepen. Maar hoe ‘groen’ is hun beleggingsbeleid nu daadwerkelijk, echt ‘donkergroen’ of een beetje ’vaalgroen’? Als gevolg van deze ontwikkeling zijn inmiddels termen als ‘greenwashing’ en ‘impactwashing’ ontstaan. Bedoeld om handelswijzen van bedrijven en vermogensbeheerders aan te duiden die graag meeliften op de populariteit van duurzaam beleggen. Het is echter lang niet altijd helder hoe duurzaam of impactvol hun werkwijze daadwerkelijk is.
Deze ontwikkeling is ook de Europese Unie niet ontgaan. Het meest recente voorbeeld is de invoering per 1 maart 2021van de SFDR[1]. Dit is een regeling die beleggingsfondsen verplicht om openheid te geven in de duurzaamheidsrisico’s die beleggers lopen als zij hun geld bij hen onderbrengen.
De eerste stap is dat fondsen nu moeten aangeven aan welke classificatie hun portefeuille voldoet. Fondsen die kunnen aangeven dat hun beleggingen in bepaalde mate bijdragen aan sociale- en milieudoelstellingen, zonder tegelijkertijd schade te berokkenen, krijgen een lichtgroen etiket (art. 8 fondsen). Fondsen die niet alleen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling, maar dit ook werkelijk als doelstelling hebben opgenomen, mogen zichzelf een donkergroen etiket opplakken (art. 9 fondsen). De fondsen die geen kleur willen bekennen krijgen een grijs etiket (art. 6 fondsen).
Als stok achter de deur om het juiste etiket te communiceren, geldt dat binnenkort een due diligence door toezichthouders zal volgen. Ook onderzoeksjournalisten hebben zich op dit onderwerp gestort, waaronder journalisten van Follow the money. Resultaat is dat een aantal vermogensbeheerders fondsen heeft gedowngraded van art.9 naar art. 8.
Onderdeel van het pakket is tevens de invoering van een uniform classificatiesysteem voor duurzame economische activiteiten, de EU Taxonomie. De EU Taxonomie maakt duidelijk welke activiteiten wel of niet duurzaam mogen heten, op grond van hun wetenschappelijk getoetste bijdrage aan het voorkomen van klimaatverandering of beperken van de gevolgen ervan (adaptatie). De lijst kan worden gebruikt door grote bedrijven en financiële instellingen in de rapportage over hun duurzaamheid. De lijst moet nog worden aangenomen door het Europees parlement en door de lidstaten.
Ook bij impact beleggen is meer behoefte aan transparantie en structuur ontstaan. Niet alleen om impactwashing tegen te gaan, maar ook om een beter instrumentarium te ontwikkelen waarmee gemeten kan worden in hoeverre ook echt impact wordt gecreëerd en aan de gewenste SDG’s wordt voldaan. Om hieraan tegemoet te komen is onlangs een set met beginselen gepresenteerd door de International Finance Corporation (onderdeel van de Wereldbank groep) onder de naam Operating Principles for Impact Management.
We leven in een boeiende tijd met veel technologische veranderingen waarin duurzaamheid een veel prominentere rol vervult. De meeste duurzame beleggers willen dat er met hun belegbare vermogen iets aantoonbaar goeds wordt gedaan. Daarbij rekenen ze er wel op dat de gerealiseerde rendementen niet minder zijn dan wat traditionele beleggingen opbrengen. Uit onderzoeken van Private Banks onder miljonairs in Nederland is gebleken dat steeds meer mensen interesse hebben in impactbeleggen. Vooral ook de Millennials zijn hier serieus mee bezig en bereid dit verder uit te breiden.
Deze toenemende belangstelling samen met de groei van het aantal beleggingsoplossingen zal ertoe leiden dat duurzaam- en impactbeleggen in de toekomst niet langer een uitzondering is maar eerder regel. Derhalve is er een schone taak weggelegd voor aanbieders van duurzame- en impactvolle beleggingsoplossingen. Door de groeiende behoefte kunnen producten worden aangeboden waarbij wordt beweerd dat deze een positieve impact hebben en bijdragen aan de zeventien Sustainable Development Goals (SDG’s). Echter, dit dient wel meetbaar te zijn en dit moet meer zijn dan een aantrekkelijke marketingboodschap! Het moge duidelijk zijn dat serieus investeren in duurzaamheid en vooral het creëren van impact een arbeidsintensief proces is en dat daar een prijskaartje aan hangt.
Fondsbeheerders moeten transparant zijn over zowel de financiële als de niet-financiële doelstellingen van hun beleggingsproducten. Voor het publiek wordt hierdoor duidelijk op welk deel van het impact-spectrum de beleggingen zich richten en hoe deze in hun beleggingsportefeuille passen. Het is daarom belangrijk dat u kritisch blijft ten aanzien van duurzame beleggingsoplossingen met de term impact en dat zorgvuldigheid wordt betracht bij het selectieproces. Een gedegen manager selectie door een onafhankelijk vermogensregisseur kan dan zeker van toegevoegde waarde zijn.
[1] Sustainable Finance Disclosure Regulation