Uw beleggingsportefeuille als ijkpunt in het pensioenplan

Voor de meeste mensen begint vermogensopbouw met de opbouw van een goed pensioen. Maar hoe doet u dat nu, voldoende pensioenvermogen opbouwen?

Vaak gebeurt dit automatisch doordat deelgenomen wordt aan een pensioenregeling bij de werkgever. De laatste jaren echter is dit voor veel mensen meer een eigen verantwoordelijkheid geworden. In de eerste plaats doordat pensioenregelingen minder riant zijn dan vroeger. In de tweede plaats doordat steeds meer mensen zelfstandig werkzaam zijn. Denk aan ZZP-ers, ondernemers en directeur-grootaandeelhouders met een eigen bv. En in de derde plaats doordat over inkomen boven de € 128.810 (2023) geen pensioen meer mag worden opgebouwd. Deze mensen moeten er dus zelf voor zorgen dat via andere kanalen voldoende pensioenvermogen wordt gevormd. Pensioenvermogen is in deze definitie de verzameling van ‘potjes’ die nodig zijn om ook na pensioendatum over voldoende inkomsten te beschikken.

NB het gaat het bestek van dit artikel te buiten, maar gezien de enorme impact die de maximering van het pensioengevend loon kan hebben toch een waarschuwing. Deze maximering heeft ook invloed op het partnerpensioen, aangezien dit een afgeleide is van ouderdomspensioen. Gezinnen met hoge inkomens en wellicht ook hoge verplichtingen kunnen daarom behoorlijk in de problemen komen bij het overlijden van een grootverdiener. Laat dit dus met enige regelmaat controleren.

Het pensioengebouw

Uiteraard probeert u de opbouw van een goed pensioen zo goed mogelijk te plannen qua fiscale gevolgen en uitkeringsmogelijkheden. Welke mogelijkheden heeft u daarbij? Als eerste pijler is daar de AOW. AOW bouwt u als inwoner van Nederland ‘automatisch’ op over de jaren dat u in Nederland woont. Voor mensen in loondienst kan daar de tweede pijler aan toegevoegd worden. Dit is pensioen dat een werkgever u toezegt. In deze pijler viel ook het via een bv in eigen beheer op te bouwen pensioen van directeur-grootaandeelhouders (dga’s). Deze opbouw is echter niet meer mogelijk. In de afgelopen jaren hebben dga’s dit afgekocht, omgezet in een oudedagsverplichting (ODV) of bevroren. De derde pijler is voor mensen die niet via de eerste en tweede pijler voldoende pensioen kunnen opbouwen en die zelf aanvullende voorzieningen moeten treffen. Dit gaat via het lijfrenteregime. Wat resteert aan mogelijkheden is vrije vermogensvorming in privé of in de bv (ook wel de vierde pijler genoemd).

Fiscaal gezien verloopt opbouw en afbouw van de eerste, tweede en derde pijler via box 1 in de inkomstenbelasting. De hoofdregel is dat de inleg aftrekbaar is van het belastbaar inkomen en dat de uitkering bij het belastbaar inkomen moet worden opgeteld.[1] Mits uiteraard aan de diverse regels wordt voldaan. De vierde pijler speelt zich voor de meeste mensen af in box 3 en voor mensen met een eigen bv in box 2.

Beleggingsmogelijkheden als uitgangspunt

Welk spoor u ook volgt, zodra deze fiscaal georiënteerde vraag beantwoord is, gaat het vervolgens toch weer om het behalen van een goed rendement tegen acceptabele kosten, passend binnen een tevoren vastgesteld risicokader. Het selecteren én monitoren van geschikte beleggingen vormt daar de uitvoeringscomponent van. In onze visie zouden daarom bij het opstellen van een pensioenplan bij voorkeur de beleggingsmogelijkheden als ijkpunt moeten dienen bij het selecteren van een aanbieder van pensioen- en lijfrentevoorzieningen.[2]

Meer samenhang in uw pensioenvermogen

Om dit te realiseren is het van belang dat voor het onderbrengen van deze pensioen- en lijfrentevoorzieningen wordt gekozen voor partijen die flexibel zijn in beleggingsmogelijkheden of waarbij samenwerking mogelijk is met externe vermogensbeheerders. Hiermee kan bereikt worden dat de beleggingsportefeuille in uw pensioen- of lijfrentevoorziening identiek is aan of beheerd wordt door dezelfde partij die ook uw vrij belegbare vermogen beheert. Het voordeel hiervan is meer samenhang en continuïteit in uw totale pensioenvermogen.

Nog flexibeler wordt het wanneer de in eigen beheer opgebouwde pensioen- of stamrechtbeleggingen kunnen worden ondergebracht bij een externe bewaarder, zoals een depotbank. De beleggingsportefeuille of de vertrouwde beheerder blijven dan gelijk. Dit verlost de bv van allerlei verplichtingen, waardoor zij vrijer wordt in haar overige beleggingsmogelijkheden.

Behalve dat verzekeraars steeds flexibeler zijn geworden in het aanbieden van beleggingsmogelijkheden is de grootste verandering van de afgelopen jaren dat er nu meer partijen dit speelveld mogen betreden. Aanvankelijk waren dit alleen banken, maar sinds een aantal jaar nu ook beleggingsondernemingen. Het speelveld is hiermee aanzienlijk verbreed en dus de concurrentie, hetgeen de totale kosten aanzienlijk heeft verlaagd.

CapitalCare Company ondersteunt u graag bij het initiëren en monitoren van dit proces. Ervoor zorgen dat er ook daadwerkelijk een goede pensioenvoorziening wordt opgebouwd, is immers een van onze bestaansredenen.

[1] Uitzonderingen zien we bij netto-pensioenregelingen (2023: voor inkomens boven de € 128.819) en bij deels niet in aftrek gebrachte lijfrentepremies.

[2] In de eerste en tweede pijler heeft u hier als pensioengerechtigde nog niet zo heel veel invloed op; dit wordt bepaald door overheid en pensioenfondsen. In het nieuwe pensioenstelsel moet dit meer worden.